Zondag deden we een uitstap naar Brownsberg. De tour hield in dat we met een 4X4 naar de top reden van de berg en dan een waterval gingen bezoeken na een korte wandeling. Ik dacht ‘die wandeling kan nooit erger zijn dan de beklimming van Voltsberg’. Was ik even fout. Maar laten we eerst beginnen bij het begin.
Om 9u stond het busje voor de deur en stapten we als enige stagiairs het busje op. Er zaten enkel nog een vader en zus in van een stagiair die er al was geweest. Ik vond het aangenaam dat we met zo weinig waren, dat maakte het dubbel zo gezellig. Na een half uurtje rijden stopten we bij de een grote fabriek die bauxiet en andere metalen verwerkt en kregen daar een ontbijt dat enkel hier in Suriname kan: Bakabana en kroket met thee of koffie. Hier kregen we een half uurtje om elkaar wat te leren kennen en toen kwam onze gids met de grote vraag: de lange wandeling of de korte?
Iedereen antwoordde natuurlijk volmonds ‘lange en korte’. Typisch. Ik moest toegeven dat ik ergens toch het gevoel had dat ik me die beslissing zou beklagen. Enthousiast en er totaal klaar voor stapte ik terug op de bus en reden we richting Brownsberg.
De rit duurde nog een uur en half en het laatste halfuur gebeurde in stijgende lijn. Brownsberg was dus net iets hoger dan ik me had voorgesteld. Het hoogste punt was 500m. Dit is 300 meter hoger dan Voltsberg. Eenmaal boven was er een kleine ontmoetingsplaats met een restaurantje en slaapverblijfje. Van de gids Ken kregen we een banaan om ons nog dat beetje energie te geven om aan de wandeling te beginnen. Per toeval herkende ik in de verte twee personen die voorbij liepen. Marc en Tess. Twee Nederlandse stagiaires die samen met ons op het vliegtuig zaten bij de aankomst in Suriname. Een aangenaam terugzien.
Om 9u stond het busje voor de deur en stapten we als enige stagiairs het busje op. Er zaten enkel nog een vader en zus in van een stagiair die er al was geweest. Ik vond het aangenaam dat we met zo weinig waren, dat maakte het dubbel zo gezellig. Na een half uurtje rijden stopten we bij de een grote fabriek die bauxiet en andere metalen verwerkt en kregen daar een ontbijt dat enkel hier in Suriname kan: Bakabana en kroket met thee of koffie. Hier kregen we een half uurtje om elkaar wat te leren kennen en toen kwam onze gids met de grote vraag: de lange wandeling of de korte?
Iedereen antwoordde natuurlijk volmonds ‘lange en korte’. Typisch. Ik moest toegeven dat ik ergens toch het gevoel had dat ik me die beslissing zou beklagen. Enthousiast en er totaal klaar voor stapte ik terug op de bus en reden we richting Brownsberg.
De rit duurde nog een uur en half en het laatste halfuur gebeurde in stijgende lijn. Brownsberg was dus net iets hoger dan ik me had voorgesteld. Het hoogste punt was 500m. Dit is 300 meter hoger dan Voltsberg. Eenmaal boven was er een kleine ontmoetingsplaats met een restaurantje en slaapverblijfje. Van de gids Ken kregen we een banaan om ons nog dat beetje energie te geven om aan de wandeling te beginnen. Per toeval herkende ik in de verte twee personen die voorbij liepen. Marc en Tess. Twee Nederlandse stagiaires die samen met ons op het vliegtuig zaten bij de aankomst in Suriname. Een aangenaam terugzien.
Het begin van de wandeling verliep zeer vlot. Gewoon wandelen op een pad dat langzaam naar beneden ging. De gids stopte ook hier en daar om ons over bepaalde planten uitleg te geven. Ik weet nu perfect welke planten ik kan eten en welke me kunnen genezen van nierfalen. Erg handig moest ik verloren lopen in die oneindige jungles hier in Suriname. We kregen ook de kans om een pijlgifkikker te zien.
Het was na een kwartier wandelen dat ik de ernst van de wandeling begon in te zien. Dit was niet de ontspannende wandeling die ik me had voorgesteld, maar een ware fysieke uitputtingstest. Dalen deed het niet echt meer, maar het ging op bepaalde plaatsen (de meeste) stijl naar beneden. En wat stijl naar beneden gaat, gaat stijl naar boven op de terugweg. Iets om naar uit te kijken.
Bij de dalingen waren een soort van trappen aangebracht, maar ik had net iets te korte benen voor die trappen. Ik zei dus tegen de gids ‘De trappen zijn te hoog voor me, ik heb te korte benen’. Iets dat je dus beter niet kan zeggen tegen een jonge Surinamer van het mannelijke geslacht, want dan krijg je het volgende antwoord ‘maar het zijn wel mooie benen hoor’.
Het was na een kwartier wandelen dat ik de ernst van de wandeling begon in te zien. Dit was niet de ontspannende wandeling die ik me had voorgesteld, maar een ware fysieke uitputtingstest. Dalen deed het niet echt meer, maar het ging op bepaalde plaatsen (de meeste) stijl naar beneden. En wat stijl naar beneden gaat, gaat stijl naar boven op de terugweg. Iets om naar uit te kijken.
Bij de dalingen waren een soort van trappen aangebracht, maar ik had net iets te korte benen voor die trappen. Ik zei dus tegen de gids ‘De trappen zijn te hoog voor me, ik heb te korte benen’. Iets dat je dus beter niet kan zeggen tegen een jonge Surinamer van het mannelijke geslacht, want dan krijg je het volgende antwoord ‘maar het zijn wel mooie benen hoor’.
Met het vooruitzicht van de Irene-watervallen hield ik vol en uiteindelijk werd de lange tocht beloond met een prachtig zicht. Een waterval van enkele meters hoog omringd door groen. We kregen de gelegenheid om ons wat op te frissen en wat te eten voor we aan de terugweg begonnen.
Het was op de terugweg dat ik pas inzag hoe slecht mijn conditie wel niet is. Na een paar serieuze klimmen voelden mijn benen aan alsof ze elk moment konden inzakken. Zelfs mijn armen deden pijn. Gelukkig was ik niet alleen. Iedereen leek fysiek uitgedaagd te worden. Eén ding wist ik op dat moment zeker, ik zou die avond geweldig slapen. We liepen niet direct terug naar de top, maar deden een kleine omweg naar de Leo-watervallen. Een omweg die het laatste van mijn krachten koste, maar zeker de moeite waard was.
Eenmaal terug op de top was ik best trots op mezelf dat ik de hele wandeling had volgehouden. Ik kwam zelfs als eerste, samen met Els, Katrien en Steven aan. Een ware overwinning.
Ik genoot nog van mijn overwinningsmaaltijd die we kregen voor we naar huis vertrokken. Ik heb nog nooit zo goed geslapen op een bus.
Het was op de terugweg dat ik pas inzag hoe slecht mijn conditie wel niet is. Na een paar serieuze klimmen voelden mijn benen aan alsof ze elk moment konden inzakken. Zelfs mijn armen deden pijn. Gelukkig was ik niet alleen. Iedereen leek fysiek uitgedaagd te worden. Eén ding wist ik op dat moment zeker, ik zou die avond geweldig slapen. We liepen niet direct terug naar de top, maar deden een kleine omweg naar de Leo-watervallen. Een omweg die het laatste van mijn krachten koste, maar zeker de moeite waard was.
Eenmaal terug op de top was ik best trots op mezelf dat ik de hele wandeling had volgehouden. Ik kwam zelfs als eerste, samen met Els, Katrien en Steven aan. Een ware overwinning.
Ik genoot nog van mijn overwinningsmaaltijd die we kregen voor we naar huis vertrokken. Ik heb nog nooit zo goed geslapen op een bus.